Sign my
GuestBook

NS 3900 (herbouw)

Een korte geschiedenis

3927 Fabrieksfoto, Het Utrechts Archief no 151494

3931 Fabrieksfoto, Het Utrechts Archief no 151495

De stoker verzorgt de koplampen van 3915.
Het Utrechts Archief no 151483

 

 

 

 

 

De NS behoorden tot de eerste spoorwegen die plannen maakten om de stoomtractie zo snel mogelijk volledig te beëindigen. Het vroegste plan dateert uit 1920-1922. De elektrificatie begon en er werd een eerste klasse treinstellen ontworpen en gebouwd ( Mat '24 ).

Tegen het einde van de jaren twintig was het duidelijk geworden dat de ontwikkeling van elektrische locomotieven achterbleef bij de verwachtingen. Het toenemende treingewicht maakte echter een nieuwe generatie locomotieven noodzakelijk. Daarom werd (waarschijnlijk met tegenzin) besloten om nog twee typen stoomlocomotieven te ontwikkelen om de leemte op te vullen. Het zouden de laatste twee door NS ontwikkelde stoomlocomotieftypen zijn

 

De 3900 was een van die twee typen (de 6300 was de andere). Er werden er 32 in twee batches gebouwd in 1929 (22) en 1930 (10). Voor Nederlandse omstandigheden waren ze groot. Het was het grootst mogelijke ontwerp zonder dat er een extra loopas moest worden toegevoegd (wat zou hebben geresulteerd in het eerste Nederlandse pacific-ontwerp). Met een vermogen van 1600 pk of 12.300 kgf trekkracht kon deze viercilinder locomotief met enkele expansie de zwaarste treinen van dat moment trekken. Tot aan de Tweede Wereldoorlog speelde dit type een belangrijke rol in het expresvervoer. Hoewel niet echt gewenst door de locomotievenafdeling, greep de marketing van NS de kans aan om een ​​moderne en indrukwekkende locomotief beschikbaar te hebben en het profiel van de loc figureeerde in vele stationspostercampagnes.

In 1949 overschreed nr. 3928 een snelheidsbeperking en ontspoorde op spectaculaire wijze in het station van Hilversum. De bemanning raakte gewond, maar kwam op miraculeuze wijze niet om het leven en één passagier liep lichte verwondingen op.

Hun glorieperiode was kort. Na de aanvankelijke kinderziektes reden ze met succes van 1932 tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in mei 1940 de grote en belangrijke verbindingen. Door de oorlog raakten ze in de vergetelheid. Na de oorlog waren er 24 locomotieven vermist, twee daarvan zijn nooit meer teruggevonden, de overige 22 zijn allemaal weer bedrijfsklaar gemaakt. Na een korte opleving tussen 1947 en 1952 ging de stoom alsnog ten onder aan de enorme instroom van nieuwe tractievormen in het begin van de jaren vijftig. De laatste 3900 werd in 1957 uit dienst genomen. Helaas ontsnapte geen enkele aan de snijbrander.